hoogstamboomgaard


Groene appeltakluis

 

De groene appeltakluis overwintert als eitje op verschillende roosachtigen , waaronder appel,
meidoorn , lijsterbes , peer en kwee .
In de herfst worden er ongevleugelde mannetjes en geslachtelijk voortplantende vrouwtjes voortgebracht.
Na de bevruchting zet elk vrouwtje eitjes af op jonge twijgen. Bij voorkeur op de nieuwe scheuten.
Deze eitjes worden soms in grote aantallen groepsgewijs bij elkaar afgezet, en daarin verschilt deze soort van andere bladluizen.
Vanaf april verschijnen er gevleugelde vormen, die naar andere planten migreren.
Op een lichte wind kunnen zij zich kilometers laten meevoeren.
De eitjes komen uit na het openspringen van de knoppen en ontwikkelen zich tot stammoeders, waaruit een generatie van ongevleugelde parthenogenetische vrouwtjes ontstaat.
In een seizoen kunnen zij wel 15 generaties voortbrengen. De bladluizen vormen vaak compacte kolonies die uit duizenden individuen kunnen bestaan.
Waardplant (winter en zomer) Veel roosachtigen (Rosaceae) .

Schade

De zuigactiviteit van de bladluis veroorzaakt vaak een matige bladrol en krulling van het blad.
Bij zware aantasting wordt de groei van de jonge twijgen belemmerd en worden deze vervormd.
De schade aan plantmateriaal en zaailingen kan zeer ernstig zijn.
Naast de rechtstreekse schade kan er ook de schade door grote hoeveelheden honingdauw optreden.

 

 

Terug