hoogstamboomgaard

Het vermeerderen van fruitbomen

 

Het zaaien van fruitbomen gebeurt voor de produktie zeer weinig tot vrijwel nooit, muv. soorten voor bosplantsoen zoals eik, beuk, els, meidoorn, lijsterbes enz. en onderstammen. Ook wilde (botanische) rozen worden veel uit zaad opgekweekt, alsmede de rozen die dienen als onderstam om op te oculeren.

Voor het veredelen van veel soorten fruitbomen zijn 'onderstammen' nodig (een onderstam is een wilde varieteit van de soort die men hebben wil en wordt gebruikt om op te enten of te oculeren); deze onderstammen worden in veel gevallen ook verkregen door zaaien.

Zaaien van houtige gewassen wordt ook gedaan om te komen tot nieuwe soorten en varieteiten. Bewust kruisen van varieteiten om zaad te winnen om zo een nieuwe varieteit te krijgen is een echt liefhebbers- en geduldwerk .

Tot enkele tientalle jaren gelden werden bijv. ook alle notenbomen (Juglans) uit zaad opgekweekt. Tegenwoordig zijn er meerdere varieteiten walnoten welke ge-ent worden op door zaaien verkregen onderstammen.

 

Enten.

Vermeerderen door 'enten' kent meerdere technieken:

  • Oculeren of oogenten

  • Spleetenten, copuleren en plakenten

  • Zoogenten  

Oculeren of oogenten

Oculeren is afgeleid van het woord oculus, dat 'oog' betekent.

Voor het vermeerderen op deze wijze wordt een oculus, oog (=knop), van een soort genomen dat men vermeerderen wil. Dit oog wordt met en scherp mesje met een stukje bast van de moerplant weggesneden. Nu is het de bedoeling dat dit oog (knop) onder de bast van de onderstam (wilde varieteit) wordt geimplanteerd, ge-ent.

Hiervoor wordt in de bast van de onderstam een T-vormige snee gemaakt; de bast wordt voorzichtig uit elkaar gebogen en het oog wordt onde de opengevouwen bast geschoven. De bast wordt weer dichtgeslagen en omwonden met raffia of tegenwoordig met elastiek. Het is nu de bedoeling dat de ent (het oog) vocht en voeding via de sapstroom van de onderstam krijgt en zo zal gaan vergroeien. Daarna zal het geplaatste oog gaan uitlopen en ontstaat er een tak van de gewenste plant.

Deze vorm van vermeerderen vindt veel plaats bij rozen. Vroeger gebeurde dat veel 'in het veld' Dwz. dus terwijl de onderstammen met de wortels in de grond stonden. Het was vreselijk zwaar werken op die manier aangezien men de gehele dag voorover gebukt moest staan en een zeer secuur werkje moest uitvoeren. Gelukkig gebeurt het werk tegenwoordig door de onderstammen op te potten en kan men rustig zittend aan een werktafel de oculaties aanbrengen.

 

Bij oculeren blijven eerst het loof en de twijgjes boven de oculatie zitten om zo een goede sapstroom naar het oculatie-oog te garanderen. Na de duidelijke aangrooei, door het uitlopen van de oculatie als teken van vergroeiing wordt de begroeiing boven de oculatie weggenomen. Vaak is de wilde onderstam een meer krachtige groeier dan de ge-ente varieteit en zal altijd weer proberen terug te komen met scheuten..

 

 

2. Spleetenten, copuleren en plakent

 

toelichting vooraf.

Het mes

Om te enten wordt er gebruik gemaakt van een entmes. Er zijn voor linkshandige mensen speciale messen in de handel. Dit is van groot belang want voor het juist aansnijden van de griffel en de stam moet het mes behalve scherp en schoon ook een zuiver vlakke kant hebben om zo een vlakke snede te maken waar griffel en stam elkaar raken. Dit moet zeer nauwkeurig aansluiten en is van groot belang voor een goede aangroei.

Ook het onderhoud van het mes is van groot belang. Tijdens het enten moet regelmatig, enkele keren per dag, het mes geslepen, gewet, worden om een strakke scherpe aansnijding te houden. Een entmes heeft altijd een zuiver vlakke kant en een eningszins bolle kant. De vlakke kant mag NOOIT geslepen worden, hooguit wat schoongemaakt op de wetsteen. Op de bolle kant zit een snijvlak onder een hoek van ongeveer 30 graden. 

Ook moet het mes regelmatig ontsmet worden om geen mogelijke ziektekiemen te verspreiden. Bij het enten van bepaalde soorten met veel harsachtige stoffen wordt wel met twee messen gewerkt; eentje om de stam aan te snijden en eentje om de griffel aan te snijden. Door het aankleven van de hars zal hier nog vaket het mes gereinigd moeten worden.

 

De onderstam

Het gebruik van de juiste onderstam is ook van het grootste belang. Een niet juiste onderstam kan onvolledige verenigbaarheid tot gevolg hebben. Dit is een uitdrukking voor allerlei problemen die zelfs nog jaren later naar voren kunnen komen. Geen of slechte aangroei en slecht transport van vocht en voedingsstoffen leidt tot vergroeiingen of afbreken op de entplaats. Zeer bekend zijn de grote verschillen in dikte die soms optreden tussen de kroon en de onderstam bij sierkersen en vruchtbomen.

 

Bevestiging

Van belang is ook het entgaren of elastiek dat wordt gebruikt. Dit moet gemaakt zijn van een vrij degelijk materiaal maar moet ook weer zelf afbreekbaar zijn, zodat nadat de ent en de stam vergroeid zijn deze, tijdelijke, verbinding los zal springen bij de diktegroei en niet zal gaan insnoeren. Ook het bevestigen van het entgaren/elastiek is van groot belang; het mag niet te strak zodat er mogelijk een belemmering van de sapstroom kan ontstaan, maar het mag ook weer niet te los omdat dan kans bestaat op verschuiven van de ent en onderstam bestaat.

 

De tijd

1. Het vermeerderen door enting vindt vaak plaats gedurende de wintermaanden. Om de ent en de gemaakte wond niet te laten verdrogen wordt er, nadat onderstam en ent met elkaar verbonden zijn door een draad, elastiek of plakbandje, gebruik gemaakt van entwas. Vroeger gebruikte men hiervoor bijenwas, tegenwoordig is dit een synthetische was die vaak ook een (groei)stof bevat welke de aangroei bevorderd. Deze entwas dient zorgvuldig de gehele wond te bedekken en soms ook zelfs de griffel, zodat uitdrogen voorkomen wordt. Daarna worden de onderstammen opgekuild om in het voorjaar uitgeplant te worden. Tegenwoordig worden ze ook vaak opgepot en als containerkultuur verder doorgekweekt.

2.   Wanneer gedurende het groeiseizoen wordt geent wordt er vrijwel nooit entwas gebruikt. De spastroom is dan in de onderstam aanwezig en zal dus ook de geplaatste griffel van vocht en voeding voorzien zodat verdrogen uitgesloten is.

De nazorg

Het verwerken van de pas ge-ente planten dient uiterst zorgvuldig te gebeuren en er mag niet tegen de griffel gestoten worden om los zitten of verschuiven te voorkomen. Ook tijdens de periode van aangroei op het veld is voorzichtigheid geboden. Is de aangroei eenmaal begonnen en vindt er verstoring plaats (verschuiven van de griffel bijv.) dan is de ingreep voor niets geweest en is de nieuwe plant verloren want zal dan zeker afsterven.

In de meeste gevallen wort er ge-ent net boven de wortelhals. Uitzondering is het enten van een kroon voor bomen; laag- half- of hoogstammen. Bij deze gelden andere enthoogtes.

 

Spleetenten

Hierbij wordt de onderstam net boven de wortelhals afgesneden en wordt vanbovenaf vanaf twee kanten ingesneden zodat er een wigvormige opening ontstaat. De griffel (a) wordt vervolgens van twee kanten af schuin aangepunt, zodanig dat deze punt precies in de wig van de onderstam past. Beiden stukken worden nu in elkaar geschoven en dmv. draad, elastiek of plakband met elkaar vastgezet.
Deze vorm van enten wordt veel gebruikt wanneer zowel de onderstam als de ent een redelijk dikke doorsnede hebben. Bij een dunne onderstam of ent of wanneer er een ongelijke dikte is is deze vorm van enten minder geschikt omdat de ent en de onderstam niet goed vast gezet kunnen worden aan elkaar.
Een heel oude techniek van deze vorm van enten is door niet een wigvormig stuk uit te snijden maar echt alleen een stam te splijten met een stakke snee en daarin de ent vast te klemmen. Deze manier werd veel toegepast vroeger bij bijvoorbeeld het enten van vruchrtbomen waarvan de stammen al ter plaatse op het veld stonden. Deze entvorm werd in het groeiseizoen uitgevoerd en de ent werd met raffia vastgezet. Zo is het, dmv. deze methode, een tijd mode geweest om vruchtbomen te hebben met meerdere rassen op een stam.
Deze vorm wordt echter ook wel toegepast wanneer er dikteverschil is tussen de onderstam en de ent. Wanneer de ent te dik is tov. de onderstam wordt de onderstam gespleten en de ent in de spleet gedrukt. Wel dient er op toegezien te worden dat van beiden het cambium op elkaar aansluit om een goede vergroeiing tot stand te brengen.

spleetent

 

Copuleren.

Een veelgebruikte manier van enten is door copuleren. Hier worden ent en onderstam schuin aangesneden onder eenzelfde hoek. Beide delen worden met de gewonde zijde tegen elkaar gedrukt en vastgezet (raffia of elastiek) en tijdens winterenting met was afgedekt om verdroging te voorkomen.
Wordt er een lange, zeer schuine snede (onder een hoek van bijv. 30 gr. gemaakt) dan zal het aanzetten gemakkelijker zijn maar heeft de gemaakte wond dus een veel groter oppervlakte; wordt de snede met een grotere hoek (bijv. 45 gr) gemaakt dan is de wond kleiner maar is de aanhechting met entgaren/elastiek minder vast.
Bij deze vorm is het zeer wenselijk dat er een gelijkheid van dikte is van de onderstam en de ent!
Het aanbinden van de ent op de onderstam is bij deze vorm van enten van zeer groot belang, omdat bij het niet juist uitvoeren er verschuiving kan optreden waardoor geen goede of geheel geen aangroei kan plaatsvinden.

 

Zoogenten. 

Bij zoogenten worden er rondom een moederplant (moer) een aantal onderstammen geplaatst. Deze onderstammen. Om te enten moeten de ze stammen worden aangesneden. Dat gebeurt dan meestal dmv. spleetenten of plakken. Afhankelijk van de soort wordt met of zonder opgewas ge-ent. Na het aansnijden van de onderstam wordt een twijg van de moederplant afgebogen, verwond en tegen  de onderstam gedrukt dan wel in de spleet bevestigd en vervolgens vastgezet met raffia, entgaren of elastiek.

Deze vorm van enten werd in het verleden veel toegepast bij bijv. hoogstamvruchtbomen; prieelberken (Betula pendula 'Youngii') en sierkerssoorten (Prunus) op half- of hoogstam. De ge-ente twijg blijft echter verbonden aan de moederplant gedurende de aangroeiperiode. Zijn de ent en de onderstam eenmaal goed met elkaar vergroeid dan wordt pas de verbinding met de moederplant verbroken. Bij mijn weten wordt deze vorm van vermeerderen in Vlaanderen niet meer bedrijfsmatig toegepast omdat ze vrij arbeidsintensief is.

 

terug