hoogstamboomgaard

Tips voor alle fruitbomen

.
.


Een boom planten

De hoogstam kweekvorm van fruitbomen bestond waarschijnlijk reeds in de Romeinse periode, zeker in de middeleeuwen, oude prenten en mozaïekvloeren tonen dit aan. In vergelijking met laagstamfruitbomen vereisen hoogstamfruitbomen weinig onderhoud. Ze kunnen een lelijk bijgebouw mooi aankleden, verfraaien het landschap, geven met weinig zorgen toch gezond fruit en gaan een heel mensenleven mee.

De voorbereiding

Vooraleer we overgaan tot het planten van een boom, moeten we eerst kijken waar deze het beste geplaatst wordt.
Fruitbomen hebben een diepe, losse en humusrijke bodem met een goede waterdoorvoer nodig. Een fruitboom moet ook voldoende zonlicht krijgen.
Verder moeten we rekening houden met de oppervlakte die een boom nodig heeft, voor een hoogstam is dit ongeveer 100 m².

Dan volgt de keuze van de soorten. Bij de keuze kijken we naar ziektebestendigheid, streekgebondenheid, bevruchting, smaak, gebruik, pluk en bewaartijden, …

Als we gekozen hebben, al dan niet nadat er deskundig advies is ingewonnen volgt de aankoop en het transport. Tijdens het transport, maar ook bij het planten van bomen kunnen lage temperaturen en wind leiden tot uitdroging van de wortels. Het is dan ook belangrijk om tijdens het transport de wortels af te dekken met een zak of zeil.

Het opkuilen


Als de bomen niet meteen geplant worden, moeten ze ter bescherming tijdelijk worden “opgekuild”. Ze moeten immers vorstvrij, knaagdiervrij en in de schaduw gehouden worden. De wortelen worden tot aan de ent met aarde of anders met natte doeken bedekt (geen plastic). Deze gevoelige wortelen moeten regelmatig bevochtigd worden om uitdrogen te verhinderen.

Het planten


Bomen worden het best geplant vanaf het moment dat de bladeren vallen (november) tot dat de nieuwe knoppen zichtbaar worden (april). Als de bodem bevroren is, met sneeuw bedekt of nat, kan er niet geplant worden.
Als men vroeg plant, kan de boom beter wassen en heeft hij een krachtiger groei in het voorjaar.

Net voor het planten worden de wortelen ingekort; zo kunnen de jonge wortelen sneller ontwikkelen. Gekwetste wortelen moeten tot aan het gezonde gedeelte worden teruggebracht. De geknipte wortelpunten moeten bij het planten steeds naar beneden wijzen.

Afhankelijk van de grootte van het wortelgestel wordt een vierkant plantgat gemaakt, dat minsten 10 cm groter is dan het wortelgestel; om de wortelen niet te kwetsen. Het plantgat mag ook niet te klein zijn omdat een te hoog geplante boom kan uitdrogen, de wortels van de boom mogen niet boven het grondoppervlak uitsteken. Ook het aanvullen van de wortels boven het grondoppervlak tot een heuveltje kan tot uitdroging leiden.
Bij het maken van het gat houdt men de grasmat, humusrijke en armere aarde van elkaar gescheiden. In het gat wordt eerst een ijzernet gelegd, dat beschermt tegen vraat, met daarop een schep goede aarde.

Als het gat klaar is wordt aan de zuidwest zijde een boompaal (Ø 8-10 cm) van ongeveer 250 cm door het ijzernet geslagen tot de paal ongeveer 180 cm boven het grondoppervlak uitsteekt, net onder de kroon dus.

Plaats de boom 15 cm naast de boompaal. De boom moet door de overheersende wind van de boompaal af waaien. Waait de boom te vaak tegen de boompaal, dan ontstaan er wonden die ziektes kunnen veroorzaken.
Vervolgens controleer je of de boom niet dieper staat dan in de kwekerij. Dit is vaak zichtbaar op de stam aangezien dat het gedeelte dat onder de grond zit nog grond bevat en het gedeelte boven de grond is meestal groenig. Een te diep plantgat wordt bijgevuld tot het de juiste hoogte heeft. Een boom die te diep geplant is kan zuurstofgebrek krijgen en/of rottende wortels. Daarom mogen de wortels van de boom maar net onder het grondoppervlak zitten.

Vooraleer het gat terug te vullen wordt de grond goed rul gemaakt. Voor een goede doorworteling mag de grond gemengd worden met zand en/of tuinturf. Vul het plantgat tot aan het grondoppervlak; de grasmat wijst naar beneden. Beweeg vervolgens de boomstam licht, om de aarde en de wortelen te verdelen. Nu wordt het ijzernet gesloten. Vervolgens kun je de aarde langs de boom zacht aantrappen van binnen naar buiten. Op de boomschijf breng je een compost- of mestlaag aan, die echter de boomstam zelf niet mag raken.

Plaats op een hoogte van ongeveer 170 cm de boomband in 8-vormige lus rond de stam zodanig dat er nog enige bewegingsruimte is en bevestig deze dan aan de boompaal.

Bomen moeten met minstens 10 liter per plant bewaterd worden om de wortels met de aarde te verbinden.

De volgende stap is de verzorging en de snoei van de bomen.

Aandachtpunten

 

Hou bij het planten van zowel bomen als hagen de wettelijke afstand betreffende de erfscheiding, of de kadastrale perceelgrens in acht. Uw gemeente kan u hierover meer informatie geven.

Een handvol graan in het plantgat bevordert het aanslaan.

Soms is een aanplant in het voorjaar moeilijker dan in het najaar, omdat de bomen door de nog koude bodem slechts aarzelend willen aanslaan.
Daarom gooide men vroeger één of twee handen vol kiemkrachtige haver-, gerst- of tarwekorrels als groeihulp onder de wortels in het plantgat. Daar kiemen ze en ontwikkelen een zekere kiemwarmte. Tezelfdertijd geven ze bepaalde vitaminen en enzymen vrij. Daarna kunnen de zaden niet verder groeien, ze verrotten, waarbij opnieuw waardevolle stoffen vrijkomen. Graankorrels kan men zowel bij de boer als in de maalderij of de zaadhandel bekomen.

De verantwoordelijkheid van de eigenaar voor het welzijn van zijn nieuwe aanplant begint onmiddellijk na de goed uitgevoerde aanplant.

De eerste zorgen beslaan grofweg de periode tussen de aanplant en de herneming van een normale groei van de planten, meestal is dat 2-3 jaar na de aanplant. De voornaamste zorgen dienen in het eerste groeiseizoen, en vooral in het eerste voorjaar en zomer toegepast te worden en eventueel in mindere mate verdergezet tijdens de daaropvolgende jaren.

Verdroging (de nummer 1 doodsoorzaak bij nieuwe aanplantingen

Herkennen

De bladeren gaan slap hangen, worden vervolgens bruin vanaf de rand en verschrompelen.

In een verder stadium gaat ook de schors rimpelen en sterft de twijg af.

Voorkomen

Water geven aan de planten.

Bij voorkeur ’s avonds zodat het water de kans krijgt in de bodem te trekken.

Voor hoogstammige bomen royaal (+/- 50l per boom) water geven per keer, eventueel een richeltje maken om te vermijden dat het water wegloopt.

Geef minstens 1 keer per week water.

Blijf met watergeven doorgaan tot na de droogteperiode, het duurt immers een tijdje voordat de regen voldoende diep is ingedrongen.

Bedekken van de bodem

Dek de grond af met een mulchlaag, bij voorkeur van goed verteerde compost of stalmest.

Deze laag mag ruim 5 cm of meer dik zijn

Houdt bij het aanbrengen de stamvoet vrij (f 10 cm)

Bedek enkel van april tot oktober in streken waar woelmuizen voorkomen

Boomschijf bloot houden

Houdt de boomschijf vrij van opslag om wortelconcurrentie te vermijden.

Hak of Schoffel daartoe de bovenlaag regelmatig en oppervlakkig (1 à 2 cm). Dit remt de verdamping en de kieming van zaden af.

Vraatschade (aan de boom)

 

Herkennen

Pikschade aan knoppen (vogels)

Afbijten twijgen en schillen van de stam (haas/konijn)

Veegschade aan stam of takken en afbijten van knoppen (ree)

Ondergrondse gangen en afvreten van schors aan wortels en stamvoet (woelmuizen en ratten).

Voorkomen

Plaats een vogelverschrikker

Plaats een voldoende hoge cilinder van fijnmazige draad rondom de stam of plaats een kunststof beschermspiraal (minder gunstig door donker en vochtig klimaat rond de stam)

Omhein (tijdelijk) het hele perceel

Smeer de stam in met een wildafweermiddel

Mechanische schade (maaischade)

Herkennen

Losgekomen schors

Beschadigde stam

Voorkomen

Plaatsing van 3 lage paaltjes in driehoekvorm 20 cm van de stam

Vraat- en zuigschade aan bladeren en jonge scheuten
Herkennen

herkennen:
Onregelmatige gaten in bladeren
Opgekrulde bladeren en misvormingen bij de scheutgroei
Voorkomen:

Bij een beperkte aantasting is bestrijding van deze aantasting niet nodig. Bij een zware aantasting in het eerste of tweede groeiseizoen kan de schade echter zo groot zijn dat een ingreep verantwoord is.
Hang met hooi gevulde omgekeerde bloempotjes die je eerst enkele dagen onder een ruige perceels- of haagrand hebt geplaatst in de bomen. De daarin aanwezige oorwormen zullen de plaag bestrijden.
Spuit bladluizen weg met een krachtige waterstraal of bespuit de boom met een oplossing van bruine zeep.
Plaats (van oktober tot januari) lijmbanden rond de stam voor het wegvangen van de vrouwelijke wintervlinders.

Terug naar begin van de bladzijde